Mijn vorige blogpost eindigde ik met de mededeling dat ik ging proberen een uitgever te vinden voor Liefde of Luchtkasteel?. De lange stilte die hierop volgde deed jullie vast al vermoeden dat dit niet van een leien dakje ging. Om in achtbaantermen te blijven: mijn zoektocht leek erg op een ritje in de Vogel Rok van de Efteling: een ijzingwekkende duikvlucht in complete duisternis.
Het zwarte gat dat uitgever heet
Vol goede moed ging ik aan de slag. Ik had natuurlijk wel gehoord van andere (beginnende) schrijvers hoe lastig het is om onder de aandacht te komen bij een uitgever, maar ja, die hebben niet zo’n leuk boek geschreven als ik ( 🙂 enige eigenwijsheid is ook mij niet vreemd).
Enfin, een dik jaar en diverse realiteitschecks later was het me wel duidelijk: je manuscript opsturen naar een uitgever is alsof je het in een zwart gat schiet. Je hebt geen enkel idee wat er daarna mee gebeurt.
Geen bericht is goed bericht, in elk geval geen afwijzing, dacht ik in het begin nog, maar toen de doodse stilte aan de andere kant steeds langer duurde, begon ik toch te twijfelen. Is het zo slecht? Ligt het aan de erotiek? Ik had overal aan gedacht: uitgevers geselecteerd die ook echt bij mijn boek zouden kunnen passen, een goede synopsis gemaakt en een pakkende aanbiedingsbrief met een vlotte pitch. Waarom reageerde er dan niemand?
Een bevriende schrijver vertelde me over de slush pile die veel uitgevers hebben. Toen zakte de moed me wel even in de schoenen.