Negen maanden zat jij in mijn buik, onbekend en toch zo vertrouwd. Onlosmakelijk met mij verbonden. Wat verlangde ik naar het moment dat ik je eindelijk in mijn armen kon houden. Toen het eenmaal zover was, voelde ik me zo onbeschrijfelijk gelukkig. Je was zo lief, klein en dapper. Ik besefte toen nog niet dat ik je, vanaf het moment dat de navelstreng werd doorgeknipt, al los moest gaan laten. Niet vrijwillig, het liefst zou ik je mijn hele leven vasthouden zoals op dat eerste moment, maar omdat dit door de natuur onverbiddelijk zo bepaald is.
Je was zo ongeduldig het leven te omarmen, het kon je allemaal niet snel genoeg gaan. Die eerste maanden stonden in het teken van jouw onmetelijke frustratie en verbetenheid. Tot je na tien maanden kon lopen en de wereld ontdekken, toen was alles weer goed. Je leerde praten, stelde vragen en vormde je eigen mening. Een sponsje op twee benen met twee staartjes die alle input in zich opzoog. Ik weet nog zo goed dat ik je voor het eerst naar de basisschool bracht. Jij heel parmantig met je nieuwe Dora-rugtas. Je was zo teleurgesteld en boos dat je niet meteen die dag leerde lezen, schrijven en rekenen! Vanaf dat moment ging je steeds meer op eigen benen staan. Al snel hoefde ik je niet meer te brengen, maar liep je zelf naar school. Als je thuis kwam deden we dansjes op K3 en bakten we cupcakes. Zelf op de fiets naar balletles of een paar nachtjes op kamp, de knuffel mocht wel mee, mamma niet.

Toen ik zelf voor het eerst naar de middelbare school ging, liet mijn moeder mij een liedje horen: Slipping through my fingers, van ABBA. Op dat moment vond ik dat irritant moedergezeur, maar ik moest er wel aan terugdenken toen ik je die eerste schooldag van de brugklas zag vertrekken. Opgewonden kletsend met je vriendinnen, met zo’n grote tas op je rug dat ik bang was dat je achterover van de fiets zou kieperen. Natuurlijk keek je niet om toen ik naar je zwaaide. Karma is a bitch.

Vastberaden en onverschrokken kies jij je pad. Jouw eerste vakantie alleen naar Terschelling, pas na drie dagen kregen we tot onze grote opluchting een Whatsappje van je. Een selfie, van jou en een jongen. Vorige week schreef jij je in bij de universiteit. Dat eindexamen haal je wel, piece of cake.
“Ik ga wel op kamers hoor, mam.” Je doet meer aan verwachtingsmanagement dan ik vroeger ooit gedaan heb. En daar is het dan, het moment. Eerst vaag en gemakkelijk te negeren, maar ineens helder zichtbaar aan de horizon en hardnekkig dichterbij komend. Met al onze liefde en wijze lessen in jouw koffer ga je nu echt op jezelf wonen. Jouw leven leiden zoals jij dat moet. De leegte die jij achterlaat in ons gezin zal voelen alsof er iets is geamputeerd. Jouw opgewektheid en eigen humor, jouw eigenwijsheid en gedrevenheid, gezellig samen winkelen en niet te vergeten jouw kledingadvies: “Mam, dat rokje is echt té hotter-than-my-daughter!”
Tuurlijk ga je niet voorgoed weg en kom je nog wel thuis, maar dan kom je op bezoek. En dat is prima, dat is hoe het hoort te gaan. Je zult het geweldig doen, dat weet ik zeker en op de achtergrond zullen wij er altijd voor je zijn. Ik zal mezelf opnieuw moeten definiëren als moeder-van-een-dochter-die-op-kamers-woont.

Vorige week las ik een citaat. Waarschijnlijk zegt het je nu nog niet zoveel, maar wie weet denk je er later nog eens aan terug:

En hij zei:

Je kinderen zijn je kinderen niet.
Zij zijn de zonen en dochters van ’s levens hunkering naar zichzelf.
Zij komen door je, maar zijn niet van je en hoewel ze bij je zijn, behoren ze je niet toe.
Je mag hen je liefde geven, maar niet je gedachten, want zij hebben hun eigen gedachten.
Je mag hun lichamen huisvesten, maar niet hun zielen, want hun zielen toeven in het huis van morgen, dat je niet bezoeken kan, zelfs niet in je dromen.
Je mag proberen gelijk hun te worden,
maar tracht niet hen aan jou gelijk te maken.
Want het leven gaat niet terug,
nog blijft het dralen bij gisteren.
Jullie zijn de bogen, waarmee je kinderen als levende pijlen worden weggeschoten.
De boogschutter ziet het doel op de weg van het oneindige, en hij buigt je met zijn kracht opdat zijn pijlen snel en ver zullen gaan.
Laat het gebogen worden door de hand van de boogschutter een vreugde voor je zijn, want zoals hij de vliegende pijlen liefheeft, zo mint hij ook de boog die standvastig is.

Kahlil Gibran